Hoeveel dierlijke mest landbouwgrond
Om mest te gebruiken op landbouwgrond houdt u zich aan de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke mest. U berekent zelf uw gebruiksruimte en hoeveel mest u werkelijk op uw bedrijf heeft gebruikt. In sommige situaties mag u meer dierlijke mest gebruiken.
Hoeveel mag u gebruiken
Aan het begin van elk jaar berekent u hoeveel stikstof uit dierlijke mest u maximaal mag gebruiken op uw landbouwgrond. Dit noemen we uw stikstofgebruiksruimte dierlijke mest. Deze berekent u zo:
- Aantal hectare landbouwgrond op 15 mei x 170 kg stikstof uit dierlijke mest.
Bereken uw werkelijke gebruik
U maakt elk jaar voor het begin van het groeiseizoen een bemestingsplan. Hierin beschrijft u welke gewassen u gaat telen en hoeveel en welke mest u gaat gebruiken. Tijdens het jaar controleert u hoeveel mest u werkelijk gebruikt. En of u daarmee binnen uw gebruiksruimte blijft. Dit houdt u bij in uw administratie. Een toelichting op het bemestingsplan voor alle landbouwers vindt u hieronder.
Brochure verwijderd
De brochure Hoeveel mest gebruiken. Hoe rekent u dat uit? is niet meer beschikbaar. Sommige regels in de brochure waren verouderd.
Wij werken aan het verbeteren van de manier waarop wij informatie over de gebruiksnormen geven. Binnenkort bieden wij daarom een aantal nieuwe webpagina’s aan. Daarop vindt u alles over het berekenen van uw gebruiksnormen en werkelijke mestgebruik.
Meer dierlijke mest gebruiken
Heeft u een derogatievergunning? Dan mag u meer dierlijke mest gebruiken. Afhankelijk van de ligging en de grondsoort van uw perceel ligt wordt uw gebruiksnorm 190 of 200 kilogram per hectare in 2025. De gebruiksruimte rekent u op dezelfde manier uit.
- Aantal hectare landbouwgrond op 15 mei x 190 of 200 kg stikstof uit dierlijke mest.
De gebruiksnorm voor dierlijke mest wordt verhoogd van 170 kilogram naar 190 kilogram voor landbouwgrond in met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). Voor landbouwgrond in andere delen van Nederland is dit 200 kilogram. Lees meer op Derogatie.
Administratie
Zorg ervoor dat u steeds goed weet hoeveel mest u op uw bedrijf gebruikt in een kalenderjaar. Pas als het nodig is uw bemestingsplan aan op uw gebruiksruimte.
Heeft u geen of niet genoeg grond om al uw mest op te gebruiken? Dan moet u aan ons kunnen uitleggen wat er met uw dierlijke mest is gebeurd in een kalenderjaar. U houdt daarvoor zelf de administratie bij. Lees meer op Welke administratie landbouwer.
Hoogte boete bij overtreding
Als u te veel mest heeft gebruikt in een kalenderjaar, dan overtreedt u de regels. U krijgt een boete en misschien een korting op subsidies. De boetebedragen zijn:
- Gebruiksnorm dierlijke mest: € 7 voor elke kilo te veel stikstof.
- Gebruiksnorm stikstof: € 7 voor elke kilo te veel stikstof.
- Gebruiksnorm stikstof: € 3,50 voor elke kilo te veel stikstof als ook niet wordt voldaan aan de gebruiksnorm dierlijke mest.
- Gebruiksnorm fosfaat: € 11 voor elke kilo te veel fosfaat.
- Gebruiksnorm fosfaat: € 5,50 voor elke kilo te veel fosfaat als ook niet wordt voldaan aan de gebruiksnorm dierlijke mest.
- € 11 voor elke kilo fosfaat en € 7 voor elke kilo stikstof waarvan u de afvoer niet kunt laten zien.
Veelgestelde vragen
Wilt u meer weten? Wij hebben voor u de veelgestelde vragen over hoeveel dierlijke mest landbouwgrond verzameld.
Hoe u dit berekent verschilt voor drijfmest en vaste mest.
Drijfmest
U rekent met 1.000 kilo per kubieke meter. Hoeveel kubieke meter drijfmest u heeft opgeslagen berekent u zelf. De bouwtekeningen van uw mestput en milieuvergunningen kunnen u hierbij helpen.
Vaste mest
Eerst berekent u het volume: lengte x breedte x hoogte. Daarna vermenigvuldigt u het volume met het soortgelijk gewicht. U berekent het soortelijk gewicht zelf. Bijvoorbeeld: u weegt 50 liter vaste mest. Als dit 40 kilogram weegt, dan is het soortgelijk gewicht 0,8 kilogram per liter (40 gedeeld door 50).
Als u het gewicht van uw voorraad weet, kunt u berekenen hoeveel stikstof en fosfaat in uw voorraad zit.
U berekent daarvoor het gemiddeld aantal graasdieren dat u in een kalenderjaar op uw bedrijf houdt. Voor rundvee telt u het aantal dieren elke dag. Aan het eind van het jaar telt u die aantallen bij elkaar op en deelt u het totaal door 365. Voor andere diercategorieën telt u uw dieren elke eerste dag van de maand. Aan het eind van het jaar telt u die aantallen bij elkaar op en deelt u het totaal door 12. Ingeschaarde graasdieren telt u mee, uitgeschaarde niet.
U vindt een overzicht in het document Overzicht staldieren, rundvee en overige graasdieren.
U berekent dit zo: gemiddeld aantal dieren per diercategorie x stikstofcorrectie (deze vindt u in tabel 4 Diergebonden normen). Is er in uw stal een luchtwasser die de gasvormige verliezen opvangt? En voert u het spuiwater van de luchtwasser apart af? Reken dan met de norm die bij uw stalsysteem hoort (regulier of emissiearm).
U berekent eerst hoeveel graasdieren u gemiddeld in een kalenderjaar op uw bedrijf houdt. Voor vleeskalveren, varkens, kippen en kalkoenen telt u het aantal dieren elke dag. Aan het eind van het jaar telt u deze aantallen bij elkaar op en deelt u het totaal door 365. Voor andere diercategorieën telt u uw dieren elke eerste dag van de maand. Aan het eind van het jaar telt u die aantallen bij elkaar op en deelt u het totaal door 12.
- Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur