Pluimstaartgerbil

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Denys et al., 2017; Schlitter et al., 2016)
Familie Muridae
Subfamilie Gerbillinae
Genus Sekeetamys
Soort Sekeetamys calurus
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte Kop-romp: 98-130 mm; Staart: 112-164 mm
Gewicht 26-50 g
Dieet Omnivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Oostelijke woestijn van Egypte en het Sinaï peninsula, Zuid-Israël, Zuidwest-Jordaan en Centraal-Saudi Arabië.
  • Habitat: Steenachtige gebieden, zandstenen kliffen, spleten in graniet en tussen keien in droge gebieden. Ook de berg gebieden in Sinaï, maar nooit boven de 600 m. Komt niet voor in zanderige gebieden.
Levensverwachting 1-2 jaar
IUCN-status “Least Concern”
CITES Niet vermeld

Risicoklasse D

Bij de pluimstaartgerbil zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de pluimstaartgerbil in risicoklasse D.

Samenvatting beoordeling van de pluimstaartgerbil

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante Gerbillinae soorten zijn de hoogrisico zoönotische pathogenen Rabiës, Coxiella 
burnetii, en Yersinia pestis aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade   De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname   In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing.
Ruimtegebruik/veiligheid X Pluimstaartgerbils gebruiken een afgezonderde nestplaats.
Thermoregulatie X De pluimstaartgerbil is aangepast aan een droog tropisch en subtropisch klimaat.
Sociaal gedrag
X
  • Pluimstaartgerbils hebben een paarsgewijze leefwijze.
  • Pluimstaartgerbils hebben een grote kans op overbevolking.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante Gerbillinae soorten zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen rabiësvirus (Botros et al., 1977), Coxiella burnetii (Ahmed, 1987) en Yersinia pestis (Dubyanskiy & Yeszhanov, 2016) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2   Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van pluimstaartgerbils is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De pluimstaartgerbil is een omnivoor (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2   De pluimstaartgerbil heeft geen hypsodonte gebitselementen (Lacher et al., 2016; Tchernov & Chetboun, 1984). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V3   Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over hoeveel tijd pluimstaartgerbils aan foerageren besteden. Pluimstaartgerbils slaan voedsel op in hun hol (Haim & Rozenfeld, 1998; Shenbrot et al., 1999). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V4   Het dieet van de pluimstaartgerbil bestaat voornamelijk uit insecten en wordt aangevuld met groene delen van planten (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Pluimstaartgerbils hebben een home range van 0,7-23 ha (Denys, 2013; Shenbrot et al., 1999). Soorten binnen de subfamilie Gerbillinae beschikken over geurklieren, die onder andere voor territoriale doeleinden worden gebruikt (Denys et al., 2017; Gromov, 2015; Idris & Tripathi, 2011). Pluimstaartgerbils zijn zeer sociaal en niet territoriaal (Kozhevnikova et al., 2021). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X Pluimstaartgerbils gebruiken een afgezonderde nestplaats als dag- en nachtrustplaats (Denys et al., 2017; Haim & Rozenfeld, 1998). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3   Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over een sterke, blindelingse vluchtreactie, maar het bestaan hiervan wordt ook niet aannemelijk geacht gezien pluimstaartgerbils enorm behendig zijn (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R4   Pluimstaartgerbils gebruiken geen holen, maar maken gebruik van natuurlijke schuilplaatsen (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor pluimstaartgerbils zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X Pluimstaartgerbils leven in een droog tropisch en subtropisch klimaat (Denys et al., 2017; Schultz, 2005). In het droge tropische en subtropische klimaat ligt, op enkele regionale uitzonderingen na, de gemiddelde maandtemperatuur gedurende het hele jaar boven de 10 °C. In sommige gebieden daalt de gemiddelde maandtemperatuur van de koudste maand tot 5 °C. Gedurende 5-12 maanden per jaar ligt de gemiddelde temperatuur boven de 18 °C. De gemiddelde jaarlijkse neerslag varieert, maar is maximaal 500 mm (Schultz, 2005). De pluimstaartgerbil heeft een thermoneutrale zone tussen de 34-36 °C en de grens van de lage kritieke temperatuur ligt op 28 °C (Haim & Borut, 1986). De pluimstaartgerbil is aangepast aan een droog tropisch en subtropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
T2   Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het gebruik van zoel-, koel-, of opwarmplaatsen. Het gebruik hiervan wordt ook niet aannemelijk geacht omdat pluimstaartgerbils nachtdieren zijn (Denys et al., 2017; Haim, 1996). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Pluimstaartgerbils zijn jaarrond actief (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1 X Pluimstaartgerbils hebben een paarsgewijze leefwijze (Denys et al., 2017; Kozhevnikova et al., 2021). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S2 G Pluimstaartgerbils leven solitair of in familiegroepen bestaande uit een paartje met nageslacht (Kozhevnikova et al., 2021). Binnen de subfamilie (Gerbillinae) bestaat veel variatie in dominantie gerelateerd gedrag en de aanwezigheid van een dominantiehiërarchie (Denys et al., 2017; Roper & Polioudakis, 1976; Wassif & Soliman, 1980). Deze risicofactor kan daarom niet beoordeeld worden.
S3 X Vrouwtjes zijn vanaf 60-80 dagen geslachtsrijp en kunnen meerdere keren per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 21-24 dagen drachtig en krijgen per worp 2-3 jongen. Pluimstaartgerbils kunnen zich jaarrond voortplanten (Denys et al., 2017; Shargal et al., 1998; Soto & Pardiñas, 2016). Pluimstaartgerbils hebben een grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom van toepassing.

Verwijzingen

Ahmed, I. (1987). A serological investigation of Q fever in Pakistan. Journal Pakistan Medical Association. 37. 126-129.

Botros, B., Moch, R., Kerkor, M. & Helmy, I. (1977). Rabies in the Arab Republic of Egypt: III. Enzootic rabies in wildlife. Journal of Tropical Medicine and Hygiene. 80(3). 59-62.

Denys, C. (2013). Sekeetamys calurus Bushy-tailed Jird. In D. Happold, Mammals of Africa. Volume III: Rodents, Hares and Rabbits (pp. 347-349). London: Bloomsbury Publishing.

Denys, C., Taylor, P., Burgin, C., Aplin, K., Fabre, P.-H., Haslauer, R., . . . Menzies, J. (2017). Family MURIDAE (TRUE MICE AND RATS, GERBILS AND RELATIVES). In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 7. Rodents II (pp. 536-886). 
Barcelona: Lynx Edicions.

Dubyanskiy, V. & Yeszhanov, A. (2016). Ecology of Yersinia pestis and the Epidemiology of Plague. In R. Yang, & A. Anisimov, Yersinia pestis: Retrospective and Perspective (pp. 101-170). Dordrecht, Nederland: Springer.

Gromov, V. S. (2005). Scent marking in gerbils and its possible functions. Russian J Theriol. 14(1). 113-126.

Haim, A. (1996). Food and energy intake, non-shivering thermogenesis and daily thythm of body temperature in the bushy-tailed gerbil Sekeetamys calurus: The role of photoperiod manipulations. Journal of Thermal Biology. 21(1). 37-42.

Haim, A. & Borut, A. (1986). Reduced heat production in the bushy-tailed gerbil Sekeetamys calurus (Rodentia) as an adaptation to arid environments. Mammalia. 50(1). 27-33.

Haim, A. & Rozenfeld, F. (1998). Spacing behaviour between two desert rodents, the golden spiny mouse Acomys russatus and the bushy-tailed gerbil Sekeetamys calurus. Journal of Arid Environments. 39. 593-600.

Idris, M. & Tripathi, R. S. (2011). Behavioural responses of desert gerbil, Meriones hurrianae after removal of scent marking gland. Indian Journal of Experimental Biology. 49. 555-557.

Kozhevnikova, J. D., Volodin, I. A., Zaytseva, A. S., Ilchenko, O. G. & Volodina, E. V. (2021). Pup ultrasonic isolation calls of six gerbil species and the relationship between acoustic traits and body size. R Soc Open Sci. 8. 201558.

Lacher Jr., T., Murphy, W., Rogan, J., Smith, A. & Upham, N. (2016). Evolution, phylogeny, ecology and conservation of the Clade Glires: Lagomorpha and Rodentia. In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 15-
28). Barcelona: Lynx Edicions.

Roper, T. J. & Polioudakis, E. (1976). The behaviour of mongolian gerbils in a semi-natural environment, with special reference to ventral marking, dominance and sociability. Behaviour. 61. 3-4.

Schlitter, D., Shenbrot, G., Amr, Z. & Kock, D. (2016). Bushy-tailed Jird. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. Opgehaald van IUCN: doi:10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T20089A22422004.en

Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World. Berlin: Springer Verlag.

Shargal, E., Kronfeld, N. & Dayan, T. (1998). On the population ecology of the bushy-tailed jird (Sekeetamys calurus) at En Gedi. Israel Journal of Zoology. 44. 61-63.

Shenbrot, G., Krasnov, B. & Khokhlova, I. (1999). Notes on the Biology of the bushy-tailed jird, Sekeetamys calurus, in the Central Negev, Israel. Mammalia. 63(3). 374-377.

Soto, E. C. & Pardinas, U. F. J. (2016). First record of the bushy-tailed jird, Sekeetamys calurus (Thomas, 1892) (Rodentia: Muridae) in Oman. Mammalia. 80(5). 563-566.

Tchernov, E. & Chetboun, R. (1984). A new genus of gerbillid rodent from the early Pleistocene of the Middle East. Journal of Vertebrate Paleontology. 4(4). 559-569.

Wassif, K. & Soliman, S. (1980). Population studies on gerbils of the western desert of Egypt, with special reference to Gerbillus andersoni DE Winton. Proceedings of the Vertebrate Pest Conference. 9. 154-160.

Bent u tevreden over deze pagina?