Kaukasische toer / Koebantoer

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Groves et al., 2011)
Familie Bovidae
Subfamilie Antilopinae
Genus Capra
Soort Capra caucasica
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 159-196 cm (m), 136-164 (v)
  • Staart: 8-17 cm
  • Schofthoogte: 90-110 cm (m), 78-90 cm (v)
Gewicht 123-155 kg (m), 58-71 kg (v)
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Westelijk Kaukasusgebergte van Georgië en Rusland.
  • Habitat: Steil terrein, met rotsachtige kliffen, valleien en weides, op 1000-3000 m hoogte.
Levensverwachting 22 jaar (v), 15-16 jaar (m) wild.
IUCN-status "Endangered"
CITES Bijlage B

Risicoklasse F

Kaukasische toeren zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de Kaukasische toer onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de Kaukasische toer

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (X). Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Capra) de bezoar- en gedomesticeerde geit (C. aegagrus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii, Chlamydia abortus en Mycobacterium bovis aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF  Bij Kaukasische toeren is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de Kaukasische toer direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De Kaukasische toer heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Kaukasische toeren moeten dagelijks frequent foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Kaukasische toeren gebruiken een beschutte verstopplaats.
  • Kaukasische toeren gebruiken hoogte-elementen.
Thermoregulatie X De Kaukasische toer is aangepast aan een mediterraan hooggebergteklimaat.
Sociaal gedrag X Kaukasische toeren hebben een despotische dominantiehiërarchie.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Capra) de bezoar- en gedomesticeerde geit (C. aegagrus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii (Asadi, 2013; Oh et al., 2017; Roest et al., 2011), Chlamydia abortus (Astorga Márquez et al., 2014; Oh et al., 2017; Pospischil et al., 2012; Uiterwijk et al., 2018) en Mycobacterium bovis (Pavlik et al., 2002) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF

De Kaukasische toer weegt 123-155 kg (m) of 58-71 kg (v) en beide geslachten beschikken over naar achter gekrulde hoorns van 66-107 cm (m) of c.30 cm (v). De hoorns van de mannetjes worden als wapens gebruikt bij onderlinge gevechten. Ze worden gebruikt om zware klappen mee uit te delen, waarbij middels het lichaamsgewicht de kracht achter de aanval wordt vergroot (Groves et al., 2011; Weinberg, 2002). Kaukasische toeren zijn wilde dieren en het hanteren van Kaukasische toeren vereist ervaring en deskundigheid van de houder (Weber, 2015).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van Kaukasische toeren, kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de Kaukasische toer direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De Kaukasische toer is een mixed-feeder, die zich voedt met zowel browse materiaal als gras afhankelijk van de voedselbeschikbaarheid en het seizoen. In de zomer bestaat het dieet voor 80-90% uit grassen en in de winter tot 70% (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X De Kaukasische toer heeft hypsodonte kiezen (Ackermans et al., 2018; Damuth & Janis, 2011; Damuth & Janis, 2014; Kaiser et al. 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Kaukasische toeren foerageren voornamelijk in de vroege ochtend en de late namiddag (Groves et al., 2011). Kaukasische toeren zijn herkauwende mixed-feeders met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van Kaukasische toeren bestaat uit een hoge variatie aan grassen en browse materiaal (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Kaukasische toeren hebben een home range grootte afhankelijk van het seizoen. De winter home range is 0,08-5,5 km2 en de zomer home range is 0,02-1,9 km2. Kaukasische toeren komen voor in grote kuddes tot 300 individuen/ in grote populatiedichtheden. Individuen wisselen soms van kudde. Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat Kaukasische toeren langs de grenzen van hun territorium patrouilleren of markeren (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het schuilgedrag van de jongen van Kaukasische toeren. De jongen van de aanverwante en sympatrische soort (C. cylindricornis) gebruiken een beschutte verstopplaats (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3   Kaukasische toeren hebben een sterke vluchtreactie, maar vluchten als behendige klimmers doelgericht naar hoge plekken en beschutting (Groves et al., 2011; Weinberg, 2002). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R4   Kaukasische toeren gebruiken geen holen of kuilen (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5 X Kaukasische toeren leven in een habitat met hoogte-elementen, die zij als toevluchtsoord bij tekenen van gevaar gebruiken en zijn morfologisch aangepast aan leven op ruig terrein (Groves et al., 2011; Weinberg, 2002). Deze risicofactor is daarom van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X

Kaukasische toeren leven in een mediterraan hooggebergteklimaat (Bailey, 2014; Groves et al., 2011; Schultz, 2005; Weinberg, 2002). De gemiddelde minimumtemperatuur in het westelijke deel van het Kaukasus gebergte waar Kaukasische toeren voorkomen is 5 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -28 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 15 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 40 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 1100 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 70% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005).

Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat Kaukasische toeren gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.De Kaukasische toer is aangepast aan een mediterraan hooggebergteklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.

T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat Kaukasische toeren gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Kaukasische toeren zijn jaarrond actief (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Kaukasische toeren hebben een polygame leefwijze (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Kaukasische toeren leven buiten de bronsttijd solitair en vormen groepen tijdens de bronsttijd. Groepen bestaan uit 11-20 individuen en elke groep heeft een dominant mannetje als leider. Grotere groepen zijn instabiel vergeleken met kleinere groepen. Oudere mannetjes zijn dominant over jonge mannetjes en vrouwtjes ongeacht de leeftijd. Het dominante mannetje onderdrukt de voortplanting van subordinate mannetjes (Baskin, 2003; Groves et al., 2011; Weinberg, 2002). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 3-4 jaar geslachtsrijp en kunnen één keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 165-175 dagen drachtig en krijgen per worp één jong. Kaukasische toeren hebben een paarseizoen in november-december (Groves et al., 2011). Kaukasische toeren hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Ackermans, N. L., Clauss, M., Winkler, D. E., Schulz-Kornas, E., Kaiser, T. M., Müller, D. W., Kircher, P. R., Hummel, J. & Hatt, J. (2018). Root growth compensates for molar wear in adult goats (Capra aegagrus hircus). Journal of Experimental Zoology. 331(2). 139-148.

Asadi, J., Kafi, M. & Khalili, M. (2013). Seroprevalence of Q fever in sheep and goat flocks with a history of abortion in Iran between 2011 en 2012. Veterinaria Italiana. 49(2). 163-168.

Astorga Márquez, R. J., Carvajal, A., Maldonado, A., Gordon, S. V., Salas, R., Gómez-Guillamón, F., Sánchez-Baro, A., López-Sebastián, A. & Santiago-Moreno, J. (2014). Influence of cohabitation between domestic goat (Capra aegagrus hircus) and Iberian ibex (Capra pyrenaica hispanica) on seroprevalence of infectious diseases. European Journal of Wildlife Research. 60. 387-390.

Bailey, R. G. (2014). Ecoregions, the ecosystem geography of the oceans and continents. Fort Colins, CO, USA: Springer.

Baskin, L. (2003). Wesst Caucasian tur - Capra caucasica. In L. Baskin & K. Danell, Ecology of Ungulates (pp. 199-206). Moskou en Umeå: Springer.

Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.

Damuth, J. & Janis, C. M. (2014). A comparison of observed molar wear rates in extant herbivorous mammals. Annales Zoologici Fennici. 51. 188-200.

Groves, C. P., Leslie Jr., D. M., Huffman, B. A., Valdez, R., Habibi, K., Weinberg, P. J., Burton, J. A., Jarman, P. J. & Robichaud, W. G. (2011). Family Bovidae (Hollow-horned Ruminants). In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (pp. 444-779). Barcelona: Lynx Edicions.

Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.

Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.

Meteoblue. (2021). Teberda, Russia. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/teb…

Oh, S., Kim, H., Byun, J., Chae, M., Kim, J. H., Lee, Y., Jo, B. S., Yoon, J. & Kim, J. W. (2017). A survey of major infectious causes of abortion in native Korean goats (Capra hircus coreanae) in Jeonnam Province, Korea. Journal of Preventive Veterinary Medicine. 41(1). 47-51.

Pavlik, I., Machackova, M., Yayo Ayele, W., Lamka, J., Parmova, I., Melicharek, I., Hanzlikova, M., Körmendy, B., Nagy, G., Cvetnic, Z., Ocepek, M. & Lipiec, M. (2002). Incidence of bovine tuberculosis in wild and domestic animals other than cattle in six Central European countries during 1990-1999. Vet Med – Czech. 47(5). 122-131.

Pospischil, A., Kaiser, C., Hofmann-Lehmann, R., Lutz, H., Hilbe, M., Vaughan, L. & Borel, N. (2012). Evidence for Chlamydia in Wild Mammals of the Serengeti. Journal of Wildlife Diseases. 48(4). 1074-1078.

Roest, H. I., Tilburg, J. J., van der Hoek, W., Vellema, P., van Zijderveld, F. G., Klaassen, C. H. & Raoult, D. (2011). The Q fever epidemic in the Netherlands: history, onset, response and reflection. Epidemiology and Infection. 139. 1-12.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer.

Uiterwijk, M., Ingrid, K., Friesema, I., Rozendaal, H., Holtslag, M., van den Kerkhof, H., Kortbeek, T. & Maassen, K. (2018). Staat van Zoönosen 2017. RIVM.

Bent u tevreden over deze pagina?