Voorwaarden bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift
Op de Milieulijst staan verschillende bedrijfsmiddelen omschreven. Er is een verdeling gemaakt tussen 'bedrijfsmiddelen met middelvoorschrift' en 'bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift'. Bekijk het verschil en de extra voorwaarden waaraan u moet voldoen bij bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
Wat zijn bedrijfsmiddelen met middelvoorschrift?
Deze bedrijfsmiddelen hebben een heel precieze (specifieke) omschrijving op de Milieulijst. Het gaat dan om een precieze omschrijving van het doel, het middel én de werking. U vindt ze in het eerste deel van de Milieulijst (paragraaf 2a).
Wilt u voor een investering in zo’n bedrijfsmiddel MIA\Vamil aanvragen? Zorg er dan voor dat het bedrijfsmiddel voldoet aan de bestemming (doel) én bestaat uit de onderdelen die de omschrijving noemt.
Wat zijn bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift?
Deze bedrijfsmiddelen hebben een meer algemene (generieke) omschrijving op de Milieulijst. Belangrijk is het doel: een veel beter milieuvoordeel vergeleken met een investering in een bedrijfsmiddel dat voor dezelfde toepassing gebruikelijk is (referentie-investering). U vindt ze in het tweede deel van de Milieulijst (paragraaf 2b).
Investeert u in een nieuwe milieutechniek die de Milieulijst niet specifiek omschrijft? Bekijk dan of uw investering valt onder één van de bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift. Is dat het geval? Hou dan rekening met de extra voorwaarden. Belangrijk zijn bijvoorbeeld:
- U heeft bewijs dat het bedrijfsmiddel een veel betere milieuprestatie heeft ten opzichte van het bedrijfsmiddel van de referentie-investering.
- Soms geldt ook een minimale terugverdientijd van 3 of 5 jaar ten opzichte van de referentie-investering.
- Komt uw investering overeen met een bedrijfsmiddel met middelvoorschrift? Dan moet u de investering daaronder melden.
U vergelijkt de investering in uw bedrijfsmiddel of techniek met een referentie-investering. Dit is een investering in een ander bedrijfsmiddel of techniek dat voor dezelfde bedrijfstoepassing gebruikelijk is, maar minder milieuvoordeel heeft.
Enkele uitgangspunten daarbij zijn:
- Uw investering heeft een meerprijs vergeleken met de referentie-investering.
- De bestaande situatie (het bedrijfsmiddel of de techniek die u gebruikte vóórdat u de investering deed) is vrijwel nooit te zien als referentie-investering. Dit is namelijk meestal een investering van jaren terug. Normaal gesproken is het zo dat u niet precies dezelfde investering doet als in het verleden. Gewoonlijk zijn er dan al nieuwe of verbeterde technieken op de markt. U vergelijkt uw investering dus met een andere investering die op dat moment gebruikelijk is in de markt, maar minder milieuvoordeel heeft dan uw investering.
- Gaat het om een zeer uniek productieproces, waarvoor geen referentie-investering is? Dan krijgt u geen belastingvoordeel met MIA\Vamil.
- De milieuprestatie van uw investering gaat verder dan de referentie-investering en het minimale niveau van milieubescherming vanuit wet- en regelgeving.
Een milieuvriendelijker bedrijfsmiddel is vaak duurder en kent een langere terugverdientijd. Daarom geldt voor een aantal bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift een minimale terugverdientijd van 3 of 5 jaar. U baseert de terugverdientijd op:
- De meerprijs: dit zijn de meerkosten die u maakt voor de extra milieuprestatie ,vergeleken met de referentie-investering.
- De extra jaarlijkse operationele baten, vergeleken met de referentie-investering.
- De extra jaarlijkse operationele lasten, vergeleken met de referentie-investering. Financieringslasten en afschrijving vallen hier niet onder.
De terugverdientijd berekent u door de meerprijs (1) te delen door het saldo van de extra baten (2) en extra lasten (3) per jaar.
Rekenvoorbeeld
De meerprijs is € 90.000 en het saldo van de extra baten (€ 87.650) en extra lasten (€ 60.000) is € 27.650. Dan is de terugverdientijd dus 90.000 / 27.650 = 3,3 jaar.
De extra investeringskosten (meerkosten) en extra jaarlijkse operationele lasten worden vaak onderschat of vergeten. Voorbeelden van hogere kosten zijn:
- onderzoekskosten;
- opleidingskosten;
- certificatiekosten;
- kosten om klanten te overtuigen van de betrouwbaarheid;
- kosten door testverliezen, kinderziektes en opstartproblemen.
Advies nodig?
Wilt u advies over bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift? Maak dan gebruik van ons contactformulier.
- Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat