Rekenvoorbeelden en capaciteitsberekeningen voor SPRILA
Op deze pagina vindt u rekenvoorbeelden en capaciteitsberekeningen voor Subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij bedrijven (SPRILA).
Rekenvoorbeelden modulair systeem
Voorbeeld 1
Een ondernemer installeert een modulair laadsysteem met 1 vermogenskast en 4 laadstations. De vermogenskast heeft een totaal geïnstalleerd vermogen van 800 kW. Alle 4 laadstations zijn begrensd op 400 kW. De ondernemer kan subsidie aanvragen voor de volgende combinaties:
- 3 stations van 225 kW en één van 50 kW
- 2 stations van 350 kW en 2 van 50 kW
- 2 stations van 225 kW en 2 van 150 kW
Het is niet mogelijk om voor meer dan 4 laadstations aan te vragen.
Voorbeeld 2
Een ondernemer installeert een modulair laadsysteem met 1 vermogenskast en 8 laadstations. De vermogenskast heeft een totaal geïnstalleerd vermogen van 800 kW. Alle 8 laadstations zijn begrensd op 100 kW. De ondernemer kan subsidie aanvragen voor 8 laadstations van 50 kW. Door de begrenzing op 100 kW is het niet mogelijk om laadstations van 150 kW aan te vragen. Het is niet mogelijk om voor meer dan 8 laadstations aan te vragen.
Rekenvoorbeeld Staatssteunruimte
Een grote onderneming vraagt subsidie aan voor de volgende laadinfrastructuur:
- 20 AC-laadstation Duopalen van € 800 per stuk = € 16.000
- Een stationaire batterij van 500 kWh van € 70 per kWh = € 35.000
De totaal berekende subsidie komt hiermee op € 51.000.
De totale subsidiabele projectkosten zijn € 250.000. Volgens de staatssteunregels mag maximaal 20% hiervan worden gesubsidieerd, dus € 50.000.
Omdat de berekende subsidie (€ 51.000) met € 1.000 over de staatssteunruimte (€ 50.000) gaat, moet dit bedrag eraf gehaald worden. De aanvrager mag zelf kiezen of deze korting wordt toegepast op:
- De subsidie voor de AC-laadstation Duopalen, of
- De subsidie voor de stationaire batterij
Rekenvoorbeeld batterij
Om in aanmerking te komen voor subsidie op een batterij (stationair of geïntegreerd) moet de netcapaciteit die nodig is voor de nieuwe laadstations meer dan 50% zijn van het beschikbare vermogen op de aansluiting die er nu is.
In dit voorbeeld:
- De onderneming heeft een gecontracteerd transportvermogen van 1.000 kW.
- Er worden 2 snelladers geïnstalleerd van elk 350 kW.
- Totaal vermogen nieuwe laadstations: 700 kW.
Berekening percentage netcapaciteit:
700 kW/1.000 kW × 100% = 70%
Met 70% wordt ruim voldaan aan de eis van meer dan 50%. De aanvrager komt dus in aanmerking voor subsidie op een batterij.
Rekenvoorbeeld inzet batterij
Voorbeeld 1
Bij de aanvraag wordt getoetst op het vermogen van de batterij logisch is ten opzichte van het totale vermogen van alle aangevraagde laadstations. Een aanvraag met bijvoorbeeld 1 duopaal van 2x 22 kW gecombineerd met een batterij van 1.000 kWh en een batterijvermogen van 250 kW is dat niet. Het vermogen van de batterij past niet bij het vermogen van het laadstation. Zo’n combinatie komt niet in aanmerking voor de SPRILA.
Voorbeeld 2
Bij de beoordeling van de aanvraag in de verleningsfase heeft RVO twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet. RVO kan de berekening van de Total Cost of Ownership (TCO) voor de batterij opvragen om te beoordelen of de batterij vooral gebruikt wordt voor laadinfrastructuur.
Voorbeeld 3
Bij de beoordeling van de aanvraag in de vaststellingsfase heeft RVO twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet. De batterij is conform verlening gerealiseerd. Het vermogen van alle laadstations is bij de realisatie veel lager uitgevallen. Het vermogen van de batterij past niet bij het vermogen van het laadstation. Het voorschot van 50% voor de batterij moet worden terugbetaald.
Voorbeeld 4
Bij de beoordeling van de aanvraag in de vaststellingsfase heeft RVO twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet. RVO kan gegevens van de batterij en de laadstations opvragen waarbij de geleverde capaciteit (kWh’s) van de batterij worden vergeleken met de geleverde capaciteit (kWh’s) door de laadstations.
De geleverde capaciteit (kWh) van de batterij moet vooral te relateren zijn aan de geleverde capaciteit (kWh’s) van alle laadstations. Indien de batterij veel meer capaciteit heeft geleverd dan de laadstations, zal het voorschot van 50% voor de batterij moeten worden terugbetaald.
Voorbeeld 5
RVO heeft twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet in de periode van 2 jaar na de vaststelling.
RVO legt een bezoek ter plaatse af om de situatie op locatie te kunnen beoordelen. Indien de batterij veel meer capaciteit heeft geleverd dan de laadstations, zal het volledige bedrag voor de batterij moet worden terugbetaald.
Voorbeeld 6
RVO heeft twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet in de periode van 2 jaar na de vaststelling.
RVO legt een bezoek ter plaatse af om de situatie op locatie te kunnen beoordelen. Indien de batterij veel meer capaciteit heeft geleverd dan de laadstations, zal het volledige bedrag voor de batterij moet worden terugbetaald.
Voorbeeld 7
Bij de aanvraag wordt getoetst op het vermogen van de batterij logisch is ten opzichte van het totale vermogen van alle aangevraagde laadstations. Een aanvraag met bijvoorbeeld 2 laadstations van 150 kW wordt gecombineerd met een batterij van 1.000 kWh en een batterijvermogen van 250 kW. Het vermogen van de batterij is nodig om samen met het gecontracteerd vermogen via de netaansluiting de laadstations optimaal te laten functioneren. Zo’n combinatie is logisch en past binnen de doelstelling van de regeling.
Voorbeeld 8
RVO heeft twijfels of de batterij vooral voor laadinfrastructuur wordt ingezet in de periode van 2 jaar na de vaststelling. RVO legt een bezoek ter plaatse af om de situatie op locatie te kunnen beoordelen. De aanvrager heeft toevallig een administratie met HBE certificaten (Hernieuwbare Brandstofeenheden). Met de inzichten in de systemen kan onderbouwd worden dat de batterij vooral voor de laadstations is ingezet en binnen de doelstelling van de regeling is gebruikt.
Capaciteitsberekeningen
Een capaciteitsberekening laat zien dat er op een locatie genoeg capaciteit beschikbaar is om de aan te schaffen laadinfrastructuur binnen 24 maanden operationeel te maken.
Hieronder vindt u enkele voorbeelden van capaciteitsberekeningen. Onderstaande gegevens zijn hierbij belangrijk:
- netaansluiting
- gecontracteerd vermogen (grootverbruikersaansluiting) of piekvermogen (kleinverbruikersaansluiting)
- laadvraag
- gewenst totaalvermogen van de laadinfrastructuur
De voorbeelden laten zien hoe u een capaciteitsberekening maakt en welke gegevens u hiervoor gebruikt.
Voorbeeld 1
- Netaansluiting: 3x 80A
- Piekvermogen: 55 kW
Laadvraag
5 bestelauto’s met elk een accupakket van 113 kWh. Wanneer alle bestelauto’s op hetzelfde moment worden geladen, is ongeveer 450 kWh nodig. Hierbij wordt de accucapaciteit per bestelauto voor 80% verbruikt. De bestelauto’s kunnen van 20:00 tot 6:00 uur op een laadplek staan (laadtijd 10 uur).
Gewenst totaalvermogen van de laadinfrastructuur
5 AC-laadstations met elk een vermogen van 11 kW (11 kW x 10 uur laadtijd = 110 kWh).
Capaciteitsberekening
Het bedrijf heeft een app om slim te kunnen laden. Hierdoor is de totale laadvraag 450 kWh verdeeld over de 10 uur geen 55 kW, maar in het meest gunstige geval 45 kW per uur.
Percentage elektriciteitsvraag van de totale beschikbare elektriciteit op de locatie =
Totale laadinfra/beschikbaar vermogen = 45kW/55kW * 100% = 81%.
81% van het totale beschikbare vermogen is nodig voor het laden van de voertuigen in de nacht.
Het gaat om een bedrijfshal waarbij tussen 20:00 en 6:00 uur het overige energieverbruik niet meer dan 10% van het piekvermogen is. De ondernemer heeft geen beschikking over een belastingsprofiel op kwartierbasis. Een factuur met het energieverbruik van een recente representatieve maand wordt meegestuurd om zo het verbruik per werkdag te kunnen berekenen. Er wordt voldoende aangetoond dat de aan te schaffen laadinfra binnen 24 maanden operationeel kan zijn.
Conclusie RVO: de laadinfra is binnen 2 jaar operationeel te maken.
Voorbeeld 2
- Netaansluiting: 3x 80A
- Piekvermogen: 55 kW
Laadvraag
5 vrachtauto’s met elk een accupakket van 225 kWh. Wanneer alle vrachtauto’s op hetzelfde moment worden geladen, is ongeveer 900 kWh voor de vrachtauto’s nodig. Hierbij wordt de accucapaciteit per vrachtauto voor 80% verbruikt. De vrachtauto’s worden in de nacht ingezet om brood te vervoeren. De vrachtauto’s kunnen van 12:00 tot 2:00 uur op een laadplek staan (laadtijd 14 uur).
Gewenst totaalvermogen van de laadinfrastructuur
5 DC-laadstations met elk een vermogen van 20 kW.
Capaciteitsberekening
Het bedrijf heeft een app om slim te kunnen laden. Hierdoor is de totale laadvraag 900 kWh verdeeld over de 14 uur geen 100 kW, maar in het meest gunstige geval 65 kW per uur.
Percentage elektriciteitsvraag van de totale beschikbare elektriciteit op locatie =
Totale laadinfra/beschikbaar vermogen = 65kW/ 55kW * 100% = 118%.
118% van het totale beschikbare vermogen is nodig voor het laden van de voertuigen binnen het gewenste tijdvenster.
Om extra capaciteit te creëren is de mkb-ondernemer van plan om zonnepanelen en een batterij voor opslag aan te schaffen. De offertes voor de zonnepanelen en de batterij moeten met de capaciteitsberekening worden meegestuurd.
De batterij heeft vanwege de piekwaarde bij de zonnepanelen een C-waarde van 0,5. De capaciteit is 500 kWh en het vermogen is 250 kW.
Let op: de batterij voldoet in dit voorbeeld niet aan de subsidievoorwaarden van de SPRILA, maar wel aan de Energie Investeringsaftrek onder bedrijfsmiddelcode: 251118 (jaar 2025).
Het belastingprofiel op kwartierbasis van het bedrijf wordt meegestuurd. Uit het belastingprofiel blijkt dat in combinatie met de batterij en zonnepanelen er voldoende vermogen is om de 5 vrachtauto’s in het gewenste tijdvenster te laden met elk een DC-lader van 20 kW, naast de normale bedrijfsactiviteiten.
Conclusie RVO: de laadinfra is binnen 2 jaar operationeel te maken.
Voorbeeld 3
- Aansluiting: 160 kVA
- Gecontracteerd vermogen: 55 kW
Laadvraag
De laadvraag en het benodigde vermogen voor het laden van de voertuigen zijn gelijk aan voorbeeld 2.
Om extra capaciteit te creëren is de ondernemer van plan om in 2025 een flexibel contract af te sluiten met de netbeheerder. De aansluiting heeft de ruimte om meer vermogen te kunnen leveren. Er is bij de aanvraag nog geen flexibel contract beschikbaar om te overleggen.
Conclusie RVO: dit is onvoldoende om de aanvraag toe te kennen.
Rekenvoorbeeld minimum subsidiebedrag
Voorbeeld 1
Een MKB-ondernemer heeft op een locatie € 7.000 aan subsidiabele kosten voor het plaatsen van twee AC-laadstations vanaf 11 kW. De subsidie is maximaal € 800 per laadstation. Het subsidiebedrag is maximaal € 1.600. Het minimale subsidiebedrag van € 2.500 wordt niet gehaald. De aanvraag komt niet in aanmerking voor subsidie.
Voorbeeld 2
Een MKB-ondernemer heeft op een locatie € 6.000 aan subsidiabele kosten voor het plaatsen van vier AC-laadstations vanaf 11 kW. De subsidie is maximaal € 800 per laadstation. Het subsidiebedrag is maximaal € 3.200. Met de staatssteunruimte van 40% over € 6.000 is het subsidiebedrag € 2.400. Het minimale subsidiebedrag van € 2.500 wordt niet gehaald. De aanvraag komt niet in aanmerking voor subsidie.