Varken + Wild zwijn

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Het varken staat wel op de huis- en hobbydierenlijst. Het wilde zwijn staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Meijaard et al., 2011)
Familie Suidae
Subfamilie Suinae
Genus Sus
Soort Sus scrofa
Gedomesticeerd

Varken: ja, het gedomesticeerde varken is een van de eerste soorten die gedomesticeerd is. De domesticatie dateert uit het begin van het Holoceen (Evin, et al., 2017; Ervynck et al. 2001; Conolly et al. 2011; Jing & Flad 2002; Cucchi et al. 2011b). Verschillende populaties wilde zwijnen moeten hebben bijgedragen aan de genetische samenstelling van moderne varkensstapel (Larson, et al., 2005).

Wild zwijn: nee

Kruising Nee
Volwassen grootte

Wild zwijn: 

  • Kop-romp: 90-200 cm
  • Staart: 15-40 cm
  • Schouderhoogte: 55-110 cm
Gewicht

Varken: Een klein ras zoals het Göttingen minivarken weegt 40-60 kg, een groot ras zoals het Engelse Berkshire varken weegt 300-400 kg.

Wild zwijn: 44-320 kg

Dieet Omnivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding:
    Varken: Alle continenten behalve Antarctica en eilanden in oceanen.  
    Wild zwijn: Van West Europa en Noord Afrika tot Oost Azië. 
  • Habitat: Diverse habitats; van semi-woestijnen tot regenwouden, bossen, graslanden en jungles. 
Levensverwachting Varken: 15-20 jaar
Wild zwijn: 10-14 jaar
IUCN-status “Least Concern” 
CITES Niet vermeld

Risicoklasse E-F (varken) en F (wild zwijn)

Varken: Bij het varken zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Vanwege de variatie tussen rassen op LG2 bestaat er een bandbreedte van E-F.  

Wild zwijn: Wilde zwijnen zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt het wilde zwijn onder risicoklasse F.  

Samenvatting beoordeling van het varken en het wilde zwijn

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Gedomesticeerd Wild Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) ! (signalerend)
  • Bij het varken zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira spp. en Brucella suis aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
  • Bij het wilde zwijn zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Brucella suis, Francisella tularensis, Leptospira spp. en Mycobacterium tuberculosis aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade 0-XF XF  Bij sommige varkensrassen en wilde zwijnen is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de sommige varkensrassen en wilde zwijnen direct onder risicoklasse F vallen. 

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Gedomesticeerd Wild Toelichting
Voedselopname X X Varkens en wilde zwijnen moeten dagelijks langdurig foerageren. 
Ruimtegebruik/veiligheid X X
  • Varkens en wilde zwijnen gebruiken een afgezonderde nestplaats.
  • Wilde zwijnen hebben een sterke vluchtreactie.
  • Varkens en wilde zwijnen gebruiken zelf gegraven kuilen.
Thermoregulatie X X Varkens en wilde zwijnen gebruiken speciale zoelplaatsen.  
Sociaal gedrag X X Varkens en wilde zwijnen hebben een lineaire dominantiehiërarchie. 

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Fok Wild Toelichting
LG1 ! (signalerend) ! (signalerend)

Bij het varken zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira spp. (Boqvist et al., 2012) en Brucella suis (Cvetnic et al., 2009) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.  

Bij het wilde zwijn zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Brucella suis (Cvetnic et al., 2009; Dahouk et al., 2005), Francisella tularensis (Dahouk et al., 2005), Leptospira spp. (Boqvist et al., 2012; Ebani et al., 2003) en Mycobacterium tuberculosis (Martin-Hernando et al., 2007) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. 

 

Letselschade
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
LG2 0-XF XF

Het wilde zwijn weegt 44-320 kg en beschikt over slagtanden (Meijaard et al., 2011). Zwijnen zijn agressief wanneer zij in het nauw gedreven worden en verzetten zich hevig (Sutherland-Smith, 2015). Er zijn diverse gevallen bekend, waarbij wilde zwijnen mensen doden of ernstig verwonden (Chauhan et al., 2009; Gunduz et al., 2007).  

Gedomesticeerde varkensmannetjes hebben slagtanden en kunnen hiermee ernstig letsel bij de mens aanrichten (Barnham, 1988). Bij varkens is het risico op letsel afhankelijk van het ras (Eskebo, 2011; Forde, 2002; Tynes et al., 2007). Hierbij geldt, hoe groter het lichaamsgewicht, hoe hoger het risico op letsel. Daarnaast kunnen rassen tevens verschillen in temperament.  

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van wilde zwijnen kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor het wilde zwijn direct onder risicoklasse F valt.  

Op basis van de grootte en het gedrag van varkens is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. Sommige varkensrassen kunnen echter wel ernstig letsel veroorzaken, en vallen derhalve direct onder risicoklasse F. 

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
V1     Het varken en wilde zwijn zijn omnivoor (Meijaard et al., 2011; Studnitz et al., 2007). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2     Het varken en wilde zwijn hebben geen hypsodonte gebitselementen (Koenigswald, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 
V3 X X Varkens en wilde zwijnen besteden 40-65% van hun actieve periode aan foerageren (Studnitz et al., 2007; Meijaard et al., 2011; Morelle, 2015). Suidae leggen grote afstanden af om aan voedsel te komen, omdat ze gebruikmaken van verspreid beschikbare voedselbronnen. Deze bewegingen zijn vaak onregelmatig (Frädrich, 1974). Ook wroeten ze veel om voedsel te vinden (Frädrich , 1974; Studnitz et al., 2007).  Deze risicofactor is daarom van toepassing. 
V4     Het dieet van het varken en het wilde zwijn bestaat onder andere uit wortels, wormen, gras, bladeren, hars, noten, bessen, aas, insecten en kleine reptielen (Ballari, 2014; Meijaard et al., 2011; Stolba & Wood-Gush, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
R1     Wilde zwijnen hebben een home range van gemiddeld 3,13,5 km2 (Singer et al., 1981). Varkens en wilde zwijnen zijn niet territoriaal en hebben overlappende home ranges (Eskebo, 2011; Singer et al., 1981). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 
R2 X X Varkens en wilde zwijnen gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen (Jensen, 1986; Meijaard et al., 2011; Stolba & Wood-Gush, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3   X

Varkens zijn ongeveer 9000 jaar geleden gedomesticeerd (Giuffra et al., 2000) en zullen gewend zijn geraakt aan de omgang met mensen. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.  

Wilde zwijnen zijn gevoelig voor capture myopathy, wat optreedt tijdens de vluchtreactie (Sutherland-Smith, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. 

R4 X X Varkens en wilde zwijnen gebruiken zelf gegraven kuilen (Meijaard et al., 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. 
R5     Voor varkens en wilde zwijnen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Meijaard et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 

 

Thermoregulatie
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
T1     De brede verspreiding van hun voorouders heeft het voor varkens mogelijk gemaakt om in verschillende klimaten te leven (Barrios-García & Ballari, 2012; Ballari & BarriosGarcía, 2014). Het varken en wilde zwijn komen onder andere voor in een gematigd zeeklimaat (Meijaard et al., 2011; Schultz, 2005; Stolba & Wood-Gush, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T2 X X Varkens en wilde zwijnen maken gebruik van modderbaden (Meijaard et al., 2011; Morgan & Tromborg, 2007; Stolba & Wood-Gush, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
T3     Varkens en wilde zwijnen zijn jaarrond actief (GiménezAnaya et al., 2009; Sporek, 2017; Stolba & Wood-Gush, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
S1     Varkens en wilde zwijnen hebben een polygame leefwijze (Delgad- Acevedo et al., 2010; Gayet et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 
S2 X X De basis sociale unit van varkens en wilde zwijnen is twee tot vier vrouwtjes en hun jongen waar een mannetje zich bij aan sluit in het paarseizoen, hier buiten leven de mannetjes solitair. In een groep zijn de vrouwtjes dominant over de jongen en neemt een mannetje de dominante positie in wanneer hij zich bij de groep aansluit (Gonyou, 2001). Er is sprake van een lineaire dominantiehiërarchie (Ewbank, 1976; Robert et al., 1987; Sporek, 2017). Deze risicofactor is daarom van toepassing. 
S3    

Wilde zwijnen zijn vanaf 18 maanden oud geslachtsrijp. Vrouwtjes zijn 112-130 dagen drachtig en krijgen per worp 5-9 jongen. Wilde zwijnen kunnen zich jaarrond voortplanten (Meijaard et al., 2011). Wilde zwijnen hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.  

Varkens hebben vaak meer dan 1 worp per jaar (Pedersen, 2007). Vrouwtjes zijn ongeveer 114 dagen drachtig en krijgen per worp gemiddeld 12 biggen (Andersen et al., 2011; Morgan et al., 2018). Varkens kunnen zich jaarrond voortplanten (Pedersen, 2007). Varkens hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 

Verwijzingen

Andersen, I., Naevdal, E., & Boe, K. (2011). Maternal investment, sibling competition and offspring survival with increasing litter size and parity in pigs (Sus scrofa). Behav. Ecol. Sociobiol., 65, 1159-1167. 

Ballari, S. (2014). A review of wild boar Sus scrofa diet and factors affecting food selection in native and introduced ranges. Mammal Review, 44, 124-134. 

Ballari, S. A., & Barrios‐García, M. N. (2014). A review of wild boar Sus scrofa diet and factors affecting food selection in native and introduced ranges. Mammal Review, 44(2), 124-134. 

Barnham, M. (1988). Pig bite injuries and infection: report of seven human cases. Epidem Inf. 101. 641645. 

Barrios-García, M. N., & Ballari, S. A. (2012). Impact of wild boar (Sus scrofa) in its introduced and native range: a review. Biological Invasions, 14(11), 2283-2300. 

Boqvist, S., Bergström, K., & Magnusson, U. (2012). Prevalence of antibody to six Leptospira serovars in Swedish wild boar. Journal of wildlife diseases 48 (2), 492-496. 

Boqvist, S., Eliasson-Selling, L., Bergström, K., & Magnusson, U. (2012). The association between rainfall and seropositivity to Leptospira in outdoor reared pigs. The veterinary journal, 193, 135-139. 

Chauhan, N., Barwal, K., & Kumar, D. (2009). Human- wild pig conflict in selected states in India and mitigation strategies. Acta Silv. Lign. Hung., 189-197. 

Cvetnic, Z., Toncic, J., Majnaric, D., Benic, M., Albert, D., Thiébaud, M., & Garin-Bastuji, B. (2009). Brucella suis infection in domeswtic pigs and wild boar in Croatie. Rev. sci. tech off. int. Epiz. (28), 1057-1067.

Dahouk, S., Nöckler, K., Tomaso, H., Splettstoesser, W., Jungersen, G., Riber, U., . . . Neubauer, H. (2005). Seroprevalence of Brucellosis, Tularemia and Yersiniosis in Wild boars from NorthEastern Germany. Journal Veterinary Medicine, 444- 455. 

Delgado-Acevedo, J., Zamorano, A., DeYoung, R., Campbell, T., Hewitt, D., & Long, D. (2010). Promiscuous mating in feral pigs (Sus scrofa) from Texas, USA. Wildlife Research, 37, 539-546. doi:10.1071/WR10052 

Ebani, V., Cerri, D., Poll, A., & Andreani, E. (2003). Prevalence of Leptospira and Brucella antibodies in Wild boars in Tuscany, Italy. Journal of wildlife diseases 39 (3), 718-722. 

Eskebo, I. (2011). Swine (Sus scrofa). In I. Eskebo, Farm animal behaviour: characteristics for assessment of health and welfare (pp. 17-41). Oxfordshire: CAB International. 

Evin, A., Dobney, K., & Cucchi, T. (2017). A history of pig domestication: New ways of exploring a complex process. In M. Melletti (Ed.), Ecology, Conservation and Management of Wild Pigs and Peccaries (pp. 39-48). Cambridge University Press. 

Ewbank, R. (1976). Social hierarchy in suckling and fattening pigs: a review. Livestock Production Science, 363-372. 

Forde, J. (2002). Piglet- and stockperson-directed sow aggression after farrowing and the relationship with a pre-farrowing, human approach test. Applied Animal Behaviour Science, 115-132. 

Frädrich, H. (1974). A comparison of behaviour in the Suidae. In V. Geist, & F. Walther, Behaviour of ungulates and its relation to management. (pp. 133-143). International Union for Conservation of Nature and Natural Resources. 

Gayet, T., Devillard, S., Gamelon, M., Brandt, S., Say, L., & Baubet, E. (2016). On the evolutionary consequences of increasing litter size with multiple paternity in wild boar (Sus scrofa scrofa). Evolution, 70(6), 1386-1397. doi:10.1111/evo.12949 

Giménez-Anaya, A., Herrero, J., Rosell, C., Couto, S., & García-Serrano, A. (2008). Food habits of wild boars (Sus scrofa) in a mediterranean coastal wetland. Wetlands, 28(1), 197-203. 

Giuffra, E., Kijas, J., Amarger, V., Carlborg, Ö., Jeon, J.-T., & Andersson, L. (2000). The Origin of the Domestic Pig: Independent Domestication and Subsequent Introgression. Genetics, 154(4), 1785-1791.

Gonyou, H. (2001). The social behaviour of pigs. In J. Keeling, Social behavior in Farm Animals (pp. 147150). Oxfordshire: CAB International.

Gunduz, A., Turedi, S., Nuhoglu, I., Kalkan, A., & Turkmen, S. (2007). Wild boar attacks. Wilderness and Environmental Medicine, 117-119. 

Jensen, P. (1986). Observations on the maternal behaviour of free-ranging domestic pigs. Applied Animal Behaviour Science, 131-142. 

Koenigswald, W. (2011). Diversity of hypsodont teeth in mammalian dentitions- , construction and classification. Palaeontographica, Abt. A.: Palaeozoology, 63-94. 

Martin-Hernando, M., Höfle, U., Vicente, J., Ruiz-Fons, F., Vidal, D., Barral, M., . . . Gortazar, C. (2007). Lesions associated with Mycobacterium tuberculosis complex infection in European wild boar. Tuberculosis 87, 360-367. 

Meijaard, E., d'Huart, J., & Oliver, W. (2011). Handbook of the mammals of the world, Hoofed mammals Volume 2. Lynx Edicions. 

Morelle, K., Podgórski, T., Prévot, C., Keuling, O., Lehaire, F., & Lejeune, P. (2015). Towards understanding wild boar S us scrofa movement: a synthetic movement ecology approach. Mammal Review, 45(1), 15-29. 

Morgan, K., & Tromborg, C. (2007). Sources of stress in captivity. Applied Animal Behaviour Science, 102, 267-302. 

Morgan, L., Klement, E., Novak, S., Eliahoo, E., Younis, A., Sutton, G., . . . Raz, R. (2018). Effects of group housing on reproductive performance, lameness, injuries and saliva cortisol in gestating sows. Preventive Veterninary Medicine, 160, 10-17. 

Pedersen, L. (2007). Sexual behaviour in female pigs. Hormones and Behavior, 52, 64-69. 

Robert, S., Dancosse, J., & Dallaire, A. (1987). Some observations on the role of environment and genetics in behaviour of wild and domestic forms of Sus scrofa (European wild boars and domestic pigs). Applied animal behaviour science, 17, 253-262. 

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer. 

Singer, F., Otto, D., Tipton, A., & Hable, C. (1981). Home ranges, movements and habitat use of European wild boar in Tennessee. The journal of wildlife management, 45(2), 343-353. 

Sporek, M. (2017). Monitoring of 24-hours activity in a population of wild boar (Sus scrofa). Ecol. Chem. Eng. A., 277-283. 

Stolba, A., & Wood-Gush, G. (1989). The behaviour of pigs in a semi-natural environment. Anim. Prod., 419-425. 

Studnitz, M., Bak Jensen, M., & Pedersen, L. (2007). Why do pigs root and in what will they root? A review on the exploratory behaviour of pigs in relation to environmental enrichment. Applied Animal Behaviour Science, 107, 183-197. 

Sutherland-Smith, M. (2015). Suidae and Tayassuidae. In E. Miller, & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8. Elsevier Health Sciences. 

Tynes, V., Hart, B., & Bain, M. (2007). Human-directed aggression in miniature pet pigs. Journal of the American Veterinary Medical Association, 230(3), 385-389. 

Bent u tevreden over deze pagina?