Steppezebra

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Long, 2003; Pluháček et al., 2006; Rubenstein, 2011)
Familie Equidae
Subfamilie -
Genus Equus
Soort Equus quagga (voorheen Equus burchelli)
Ondersoorten E. q. antiquorum (Damara zebra)
E. q. boehmi (Grant’s zebra)
E. q. burchelli (Burchell’s zebra)
E. q. chapmanni (Chapman’s zebra)
E. q. crawshaii (Crawshay’s zebra)
E. q. selousi (Zambezi zebra)
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 217-246 cm
  • Schofthoogte: 127-140 cm
Gewicht 175-320 kg
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Verschillende delen van Zuid- en Oost-Afrika.
  • Habitat: Steppe, savanne, grasland en bosgebieden en in tropische en subtropische gebieden. Van zeeniveau tot op 4300 m hoogte.
Levensverwachting 20 jaar wild, 40 jaar gevangenschap
IUCN-status “Near Threatened”
CITES Niet vermeld

Risicoklasse F

Steppezebra’s zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de steppezebra onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de steppezebra

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (X). Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij de steppezebra zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans, het rabiësvirus, het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus en het Rift Valley fever virus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF Bij steppezebra’s is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de steppezebra direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De steppezebra heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Steppezebra’s moeten dagelijks langdurig foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X Steppezebra’s hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie X De steppezebra is aangepast aan een savanneklimaat.
Sociaal gedrag X Steppezebra’s hebben een lineaire en despotische dominantiehiërarchie.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij de steppezebra zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans (Anderson & Rowe, 1998), het rabiësvirus (Swanepoel et al., 1993), het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Burt et al., 1993) en het Rift Valley fever virus (Evans et al., 2008) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF

De steppezebra weegt 175-320 kg (Rubenstein, 2011). Zebra’s worden beschreven als agressief, onvoorspelbaar en paniekerig (Diamond, 2002; Wiedner et al., 2012). Niet gedomesticeerde paardachtigen kunnen gericht schoppen en ijten, en halen veel sneller uit dan gedomesticeerde paarden. Steppezebra’s worden over het algemeen onhandelbaar vanaf de puberteit. Volwassen dieren zijn niet in bedwang te houden zonder risico op schade bij de mens of het dier. Ze moeten gesedeerd worden om ze te kunnen verplaatsen of behandelen (Brubaker & Coss, 2015; Fowler, 1995; Wiedner et al., 2012).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van steppezebra’s kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de steppezebra direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De steppezebra is een grazer (Rubenstein, 2011; Schoenecker et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X De steppezebra heeft hypsodonte kiezen (Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Taylor et al., 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Steppenzebra’s besteden 11-20 uur per dag aan foerageren (Neuhaus & Ruckstuhl, 2002; Rubenstein, 2011). Steppezebra’s zijn niet-herkauwende grazers met een hoge passeersnelheid in de achterdarm, waardoor langdurig foerageren noodzakelijk is (Bunnell & Gillingham, 1985; Janis, 1976). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van steppezebra’s bestaat uit een grote variatie aan grassen, enigszins aangevuld met browse materiaal (Rubenstein, 2011; Schoenecker et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Steppezebra’s hebben een home range van 80-600 km2 (Schoenecker et al., 2016). Ze leven in harems en bachelorgroepen die zich regelmatig samenvoegen tot grote kuddes. Steppezebra’s zijn niet territoriaal (Klingel, 1967; Rubenstein, 2010). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2   Steppezebra’s gebruiken geen afgezonderde nestplaats (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R3 X Steppezebra’s kunnen intens en onvoorspelbaar reageren, wat kan leiden tot ernstige letselschade bij de dieren zelf. Een panikerend individu kan andere individuen in paniek brengen, waardoor er een stormloop kan ontstaan. Botsingen met hekken kunnen bij paardachtigen schedel- en wervenfracturen veroorzaken, uitglijden en vallen kan leiden tot botbreuken en schade aan zacht weefsel (Wiedner et al., 2012). Steppezebra’s zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Steppezebra’s gebruiken geen holen of kuilen (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor steppezebra’s zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X Steppezebra’s leven in een savanneklimaat (Rubenstein, 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de savannes van zuidelijk Afrika waar steppezebra’s voorkomen is 17 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 1 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 28 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 43 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 500-1000 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 65% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005).De steppezebra is aangepast aan een savanneklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat steppezebra’s speciale zoel-, koel- of opwarmplaatsen gebruiken (Cobb & Cobb, 2019; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Steppezebra’s zijn jaarrond actief (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Steppezebra’s hebben een polygame leefwijze (Rubenstein, 2010). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Steppezebra’s leven in harems en bachelorgroepen die zich regelmatig samenvoegen tot grote kuddes. Enkele mannetjes leven solitair. Binnen een harem zijn de mannetjes altijd dominant over de vrouwtjes en heerst er een despotische dominantiehiërarchie. Binnen een bachelorgroep heerst een lineaire dominantiehiërarchie. Er is sprake van een lineaire en despotische dominantiehiërarchie (Boyd et al., 2016; Klingel, 1967; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 2-3 jaar geslachtsrijp en kunnen 1 keer per jaar werpen. Vrouwtjes 12 maanden drachtig en krijgen per worp 1 jong. Steppezebra’s hebben een paarseizoen afhankelijk van het regenseizoen (Klingel, 1967; Rubenstein, 2011; Seeber et al., 2020). Steppezebra’s hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Anderson, E. C. & Rowe, L. W. (1998). The prevalence of antibody to the viruses of bovine virus diarrhoea, bovine herpes virus 1, rift valley fever, ephemeral fever and bluetongue and to Leptospira sp in free-ranging wildlife in Zimbabwe. Epidemiology & Infection. 121(2). 441-449.

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Boyd, L., Scorolli, A., Nowzari, H. & Bouskila, A. (2016). Chapter 2. Social Organization of Wild Equids. In: J. I. Ransom & P. Kaczensky, Wild equids: Ecology, management, and conservation, Part I Ecology (pp. 7-22). Baltimore: JHU Press.

Brubaker, A. S. & Coss, R. G. (2015). Evolutionary constraints on equid domestication: Comparison of flight initiation distances of wild horses (Equus caballus ferus) and plains zebras (Equus quagga). Journal of Comparative Psychology. 129(4). 366-376.

Bunnell, F. L. & Gillingham, M. P. (2018). Chapter 3 - Foraging Behavior: Dynamics of Dining Out. In: R. J. Hudson & R. G. White, Bioenergetics of Wild Herbivores (pp. 53-79). CRC Press.

Burt, F., Swanepoel, R. & Braack, L. (1993). Enzyme-linked immunosorbent assays for the detection of antibody to Crimean-Congo haemorrhagic fever virus in the sera of livestock and wild vertebrates. Epidemiol Infect. 547-557.

Cobb, A. & Cobb, S. (2019). Do zebra stripes influence thermoregulation? Journal of Natural History. 53(13-14). 863-879.

Diamond, J. (2002). Evolution, consequences and future of plant and animal domestication. Nature. 418(6898). 700-707.

Evans, A., Gakuya, F., Paweska, J. T., Rostal, M., Akoolo, L., Van Vuren, P. J., Manyibe, T., Macharia, J. M., Ksiazek, T. G., Feikin, D. R., Breiman, R. F. & Kariuki Njenga, M. (2008). Prevalence of antibodies against Rift Valley fever virus in Kenyan wildlife. Epidemiology & Infection. 136(9). 1261-1269.

Fowler, M. (1995). Chapter 23 Hoofed Stock. In M. Fowler, Restraint and handling of wild and domestic animals (pp. 270-303). Hoboken: Wiley-Blackwell.

Janis, C. (1976). The evolutionary strategy of the Equidae and the origins of rumen and cecal digestion. Evolution. 757-774.

Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.

Klingel, H. (1967). Soziale Organisation und Verhalten freilebender Steppenzebras. Z Tierpsychol. 580-624.

Long, J. (2003). Family: Equidae, horses and asses. In J. Long, Introduced mammals of the world: their history, distribution, and influence. Wallingford: CABI Publishing.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitats? Journal of Zoology. 274(2). 1-9.

Meteoblue. (2021). Kruger National Park, South Africa. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/kru….

Neuhaus, P. & Ruckstuhl, K. E. (2002). The link between sexual dimorphism, activity budgets, and group cohesion: the case of the plains zebra (Equus burchelli). Canadian Journal of Zoology. 80(8). 1437-1441.

Pluháček, J., Bartoš, L. & Čulík, L. (2006). High-ranking mares of captive plains zebra Equus burchelli have greater reproductive success than low-ranking mares. Applied Animal Behaviour Science. 99. 315-329.

Rubenstein, D. I. (2010). Ecology, social behavior, and conservation in zebras. In Advances in the Study of Behavior (Vol. 42, pp. 231-258). Academic Press.

Rubenstein, D. (2011). Family Equidae (Horses and relatives). In D. Wilson & R. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world volume 2: Hoofed mammals (pp. 106-143). Barcelona: Lynx.

Schoenecker, K. A., King, S. R., Nordquist, M. K., Nandintsetseg, D. & Cao, Q. (2016). Chapter 4. Habitat and diet of equids. In: J. I. Ransom & P. Kaczensky, Wild equids: Ecology, management, and conservation, Part I Ecology (pp. 41-57). Baltimore: JHU Press.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.

Seeber, P. A., Kuzmina, T. A., Greenwood, A. D. & East, M. L. (2020). Effects of life history stage and climatic conditions on fecal egg counts in plains zebras (Equus quagga) in the Serengeti National Park. Parasitology Research. 119. 3401-3413.

Swanepoel, R., Barnard, B. & Meredith, C. (1993). Rabies in southern Africa. Onderstepoort Journal of Veterinary Research. 325-346.

Taylor, L. A., Müller, D. W., Schwitzer, C., Kaiser, T. M., Castell, J. C., Clauss, M. & Schulz‐Kornas, E. (2016). Comparative analyses of tooth wear in free‐ranging and captive wild equids. Equine Veterinary Journal. 48(2). 240-245.

Wiedner, E. B., Lindsay, W. A. & Isaza, R. (2012). Management of zebras and zebra hybrids (zebroids). Compend Contin Educ Vet. 34(9). E4.

Bent u tevreden over deze pagina?