Kleine Egyptische renmuis
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Muridae |
---|---|
Subfamilie | Gerbillinae |
Genus | Gerbillus |
Soort | Gerbillus gerbillus |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 14-35 g |
Dieet | Omnivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 6 jaar |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse D
Bij de kleine Egyptische renmuis zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de kleine Egyptische renmuis in risicoklasse D.
Samenvatting beoordeling van de kleine Egyptische renmuis
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de kleine Egyptische renmuis zijn de hoogrisico zoönotische pathogenen rabiësvirus en Yersinia pestis aangetoond en bij sympatrische en aanverwante Gerbillinae soorten zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii en Crimean-Congo Hemorrhagic Fever virus aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. | |
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | De kleine Egyptische renmuis is aangepast aan een droog tropisch en subtropisch klimaat. |
Sociaal gedrag | X | Kleine Egyptische renmuizen hebben een grote kans op overbevolking. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de kleine Egyptische renmuis zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen rabiësvirus (Botros et al., 1977) en Yersinia pestis (Dubyanskiy & Yeszhanov, 2016) aangetoond en bij sympatrische en aanverwante Gerbillinae soorten zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii (Ahmed, 1987) en Crimean-Congo Hemorrhagic Fever Virus (Rabiee et al., 2018) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van de kleine Egyptische renmuis is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De kleine Egyptische renmuis is een omnivoor (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | De kleine Egyptische renmuis heeft geen hypsodonte gebitselementen (Lacher et al., 2016; Tchernov & Chetboun, 1984). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V3 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over de tijd die de kleine Egyptische renmuis dagelijks besteedt aan foerageren. Kleine Egyptische renmuizen slaan voedsel op in hun hol (Tsurim & Abramsky, 2004). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V4 | Het dieet van kleine Egyptische renmuizen bestaat uit zaden, groene vegetatie van meerdere plantensoorten, en insecten (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Kleine Egyptische renmuizen hebben een home range van 100m in diameter (Denys et al., 2017). Er is sprake van overlap tussen home ranges (Eisenberg, 1975). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | Kleine Egyptische renmuizen gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen (Denys et al., 2017; Osborn & Helmy, 1980). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | Bij gevaar vluchten kleine Egyptische renmuizen onder struiken of in nabijgelegen holen of rotsspleten (Brown et al., 1992). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | X | Kleine Egyptische renmuizen gebruiken uitsluitend zelf gegraven holen (Denys et al., 2017; Osborn & Helmy, 1980). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R5 | Voor kleine Egyptische renmuizen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X | Kleine Egyptische renmuizen leven in een droog tropisch en subtropisch klimaat (Denys et al., 2017; Schultz, 2005). In het droge tropische en subtropische klimaat ligt, op enkele regionale uitzonderingen na, de gemiddelde maandtemperatuur gedurende het hele jaar boven de 10 °C. In sommige gebieden daalt de gemiddelde maandtemperatuur van de koudste maand tot 5 °C. Gedurende 5-12 maanden per jaar ligt de gemiddelde temperatuur boven de 18 °C. De gemiddelde jaarlijkse neerslag varieert, maar is maximaal 500 mm (Schultz, 2005). De kleine Egyptische renmuis heeft een thermoneutrale zone tussen de 32-35 °C en kan de lichaamstemperatuur onderhouden tot 10 °C (Haim & Harari, 1992). De kleine Egyptische renmuis is aangepast aan een droog tropisch en subtropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het gebruik van zoel-, koel-, of opwarmplaatsen. Het gebruik hiervan wordt ook niet aannemelijk geacht omdat kleine Egyptische renmuizen nachtdieren zijn en gebruik maken van een hol (Denys et al., 2017; Haim & Harari, 1992). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Kleine Egyptische renmuizen zijn jaarrond actief (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Kleine Egyptische renmuizen hebben een solitaire en polygame leefwijze (Denys et al., 2017; Randall, 2007). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | G | Kleine Egyptische renmuizen hebben een solitaire leefwijze met overlap in home ranges (Denys et al., 2017; Eisenberg, 1975). Binnen de subfamilie (Gerbillinae) bestaat veel variatie in dominantie gerelateerd gedrag en de aanwezigheid van een dominantiehiërarchie (Denys et al., 2017; Roper & Polioudakis, 1976; Wassif & Soliman, 1980). Deze risicofactor kan daarom niet beoordeeld worden. |
S3 | X | Vrouwtjes zijn vanaf 10-16 weken geslachtsrijp. Vrouwtjes zijn 4-6 weken drachtig en krijgen per worp 3-6 jongen. Kleine Egyptische renmuizen planten zich jaarrond voort in bepaalde gebieden. Kleine Egyptische renmuizen hebben een grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Verwijzingen
Ahmed, I. (1987). A serological investigation of Q fever in Pakistan. Journal Pakistan Medical Association. 37. 126-129.
Botros, B., Moch, R., Kerkor, M. & Helmy, I. (1977). Rabies in the Arab Republic of Egypt: III. Enzootic rabies in wildlife. Journal of Tropical Medicine and Hygiene. 80(3). 59-62.
Brown, J., Arel, Y., Abramsky, Z. & Kotler, B. (1992). Patch use by Gerbils (Gerbillus allenbyi) in Sandy and Rocky Habitats. Journal of Mammalogy. 73(4). 821-829.
Denys, C., Taylor, P., Burgin, C., Aplin, K., Fabre, P.-H., Haslauer, R., . . . Menzies, J. (2017). Family MURIDAE (TRUE MICE AND RATS, GERBILS AND RELATIVES). In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 7. Rodents II (pp. 536-886). Barcelona: Lynx Edicions.
Dubyanskiy, V. & Yeszhanov, A. (2016). Ecology of Yersinia pestis and the Epidemiology of Plague. In R. Yang & A. Anisimov, Yersinia pestis: Retrospective and Perspective (pp. 101-170). Dordrecht, Nederland: Springer.
Eisenberg, J. (1975). The Behavior Patterns of Desert Rodents. In I. Prakash & P. Ghosh, Rodents in Desert Environments (pp. 189-224). Dordrecht: Springer.
Haim, A. & Harari, J. (1992). A comparative study of heat production and thermoregulation in two sympatric gerbils (Gerbillus gerbillus and G. pyramidum). Israel Journal of Zoology. 38(3-4). 363-372.
Lacher Jr., T., Murphy, W., Rogan, J., Smith, A. & Upham, N. (2016). Evolution, phylogeny, ecology and conservation of the Clade Glires: Lagomorpha and Rodentia. In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 15-28). Barcelona: Lynx Edicions.
Osborn, D. & Helmy, I. (1980). The contemporary land mammals of Egypt (including Sinai). Chicago, Illinois: Field Museum of Natural History.
Rabiee, M., Mahmoudi, A., Siahsarvie, R., Krystufek, B. & Mostafavi, E. (2018). Rodent-borne diseases and their public health importance in Iran. PLoS Neglected Tropical Diseases. 12(4). e0006256.
Randall, J. (2007). Environmental Constraints and the Evolution of Sociality in Semifossorial Desert Rodents. In J. Wolff & P. Sherman, Rodent Societies: An Ecological & Evolutionary Perspective (pp. 368-379). Chicago: University of Chicago Press.
Roper, T. J. & Polioudakis, E. (1976). The behaviour of mongolian gerbils in a semi-natural environment, with special reference to ventral marking, dominance and sociability. Behaviour. 61. 3-4.
Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World. Berlin: Springer Verlag.
Tchernov, E. & Chetboun, R. (1984). A new genus of gerbillid rodent from the early Pleistocene of the Middle East. Journal of Vertebrate Paleontology. 4(4). 559-569.
Tsurim, I. & Abramsky, Z. (2004). The effect of travel costs on food hoarding in gerbils. Journal of Mammalogy. 85(1). 67-71.
Wassif, K. & Soliman, S. (1980). Population studies on gerbils of the western desert of Egypt, with special reference to Gerbillus andersoni DE Winton. Proceedings of the Vertebrate Pest Conference. 9. 154-160.