Grévyzebra

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Churcher, 1993; Rubenstein, 2011)
Familie Equidae
Subfamilie -
Genus Equus
Soort Equus grevyi
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 250-275 cm
  • Staart: 38-75 cm
  • Schofthoogte: 140-160 cm
Gewicht 350-450 kg
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Ethiopië en Kenia.
  • Habitat: Semi-droog grasland en gebieden met struweel.
Levensverwachting 18 jaar wild, 22-30 jaar gevangenschap
IUCN-status “Endangered”
CITES Bijlage A

Risicoklasse F

Grévyzebra’s zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of eerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze reden valt de grévyzebra onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de grévyzebra

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Equus) de steppezebra (E. quagga) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans, het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus, het Rift Valley fever virus en het rabiësvirus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF Bij grévyzebra’s is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de grévyzebra direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De grévyzebra heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Grévyzebra’s moeten dagelijks langdurig foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Grévyzebra’s hebben een grote home range en vertonen territoriaal patrouilleer- en markeergedrag.
  • Grévyzebra’s hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie X De grévyzebra is aangepast aan een steppeklimaat.
Sociaal gedrag X Grévyzebra’s hebben een dominantiehiërarchie met despotische kenmerken.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Equus) de steppezebra (E. quagga) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans (Anderson & Rowe, 1998), het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Burt et al., 1993), het Rift Valley fever virus (Evans et al., 2008) en het rabiësvirus (Swanepoel et al., 1993) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF 

De grévyzebra weegt 350-450 kg (Rubenstein, 2011). Zebra’s worden beschreven als agressief, onvoorspelbaar en paniekerig (Diamond, 2002; Wiedner et al., 2012). Niet gedomesticeerde paardachtigen kunnen gericht schoppen en bijten, en halen veel sneller uit dan gedomesticeerde paarden. Grévyzebra’s worden over het algemeen onhandelbaar vanaf de puberteit. Volwassen dieren zijn niet in bedwang te houden zonder risico op schade bij de hanteerder of het dier. Ze moeten gesedeerd worden om ze te kunnen verplaatsen of behandelen (Brubaker & Coss, 2015; Fowler, 1995; Wiedner et al., 2012).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van grévyzebra’s kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de grévyzebra direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De grévyzebra is een grazer (Mendoza & Palmqvist, 2007; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X De grévyzebra heeft hypsodonte kiezen (Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Taylor et al., 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Grévyzebra’s zijn grazers lange afstanden afleggen tijdens het foerageren en selectief bepaalde grassen boven andere verkiezen (Rubenstein, 2011). Ze foerageren door de hele dag heen (Sundaresan et al., 2007). Grévyzebra’s zijn nietherkauwende grazers met een hoge passeersnelheid in de achterdarm, waardoor langdurig foerageren noodzakelijk is (Bunnell & Gillingham, 1985; Janis, 1976). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van grévyzebra’s bestaat uit een grote variatie aan grassen, enigszins aangevuld met browse materiaal (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1 X Grévyzebra’s hebben een homerange van ongeveer 25,6 km2 (Rubenstein, 1989). Mannelijke grévyzebra’s hebben een territorium van 2,5-10 km2. Mannetjes patrouilleren de grenzen van hun territorium en markeren het met urine en mesthopen (Churcher, 1993; Kimura, 2000). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R2   Grévyzebra’s gebruiken geen afgezonderde nestplaats (King, 1965; Roberts, 2012; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R3 X Grévyzebra’s kunnen intens en onvoorspelbaar reageren, wat kan leiden tot ernstige letselschade bij de dieren zelf. Een panikerend individu kan andere individuen in paniek brengen, waardoor er een stormloop kan ontstaan. Botsingen met hekken kunnen bij paardachtigen schedel- en wervenfracturen veroorzaken, uitglijden en vallen kan leiden tot botbreuken en schade aan zacht weefsel (Brubaker & Coss, 2016; Wiedner et al., 2012). Grévyzebra’s zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Grévyzebra’s gebruiken geen holen of kuilen (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor grévyzebra’s zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X Grévyzebra’s leven in een steppeklimaat (Rubenstein, 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de steppes van Oost-Afrika waar Grévyzebra’s voorkomen is 18°C (met een uiterste minimumtemperatuur van 9 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 28 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 38 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 500 mm en de luchtvochtigheid is het overgrote deel van het jaar 60% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005. De grévyzebra is aangepast aan een steppeklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat grévyzebra’s gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Churcher, 1993; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Grévyzebra’s zijn jaarrond actief (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Grévyzebra’s hebben een polygame leefwijze (Churcher, 1993; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 
S2 X Grevyzebra’s leven in flexibele, tijdelijke groepen tot max. 17 individuen, met als enige vaste relatie die tussen moeder en jong. Mannetjes met een territorium zijn dominant over bachelor mannetjes (Boyd et al., 2016; Brubaker & Coss, 2016; Rubenstein, 2011). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf ongeveer 3 jaar geslachtsrijp en kunnen 1 keer per 2 jaar werpen. Vrouwtjes zijn 390 dagen drachtig en krijgen per worp 1 jong (Churcher, 1993). Grévyzebra’s planten zich jaarrond voort, met een geboortepiek in het regenseizoen (meestal april-juni) (Rubenstein, 2011). Grévyzebra’s hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Anderson, E. C. & Rowe, L. W. (1998). The prevalence of antibody to the viruses of bovine virus diarrhoea, bovine herpes virus 1, rift valley fever, ephemeral fever and bluetongue and to Leptospira sp in free-ranging wildlife in Zimbabwe. Epidemiology & Infection. 121(2). 441-449. 

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Boyd, L., Scorolli, A., Nowzari, H. & Bouskila, A. (2016). Chapter 2. Social Organization of Wild Equids. In: J. I. Ransom & P. Kaczensky, Wild equids: Ecology, management, and conservation, Part I Ecology (pp. 7-22). Baltimore: JHU Press. 

Brubaker, A. S. & Coss, R. G. (2015). Evolutionary constraints on equid domestication: Comparison of flight initiation distances of wild horses (Equus caballus ferus) and plains zebras (Equus quagga). Journal of Comparative Psychology. 129(4). 366-376.

Brubaker, A. & Coss, R. (2016). Effects of Single- and Mixed-Species Group Composition on the Flight Initiation Distances of Plains and Grevy’s Zebras. Ethology. 122. 531-541.

Bunnell, F. L. & Gillingham, M. P. (2018). Chapter 3 - Foraging Behavior: Dynamics of Dining Out. In: R. J. Hudson & R. G. White, Bioenergetics of Wild Herbivores (pp. 53-79). CRC Press.

Burt, F. J., Swanepoel, R. & Braack, L. E. O. (1993). Enzyme-linked immunosorbent assays for the detection of antibody to Crimean-Congo haemorrhagic fever virus in the sera of livestock and wild vertebrates. Epidemiology & Infection. 111(3). 547-558.

Churcher, C. (1993). Equus grevyi. Mammalian Species. 1-9.

Diamond, J. (2002). Evolution, consequences and future of plant and animal domestication. Nature. 418(6898). 700-707.

Evans, A., Gakuya, F., Paweska, J. T., Rostal, M., Akoolo, L., Van Vuren, P. J., Manyibe, T., Macharia, J. M., Ksiazek, T. G., Feikin, D. R., Breiman, R. F. & Kariuki Njenga, M. (2008). Prevalence of antibodies against Rift Valley fever virus in Kenyan wildlife. Epidemiology & Infection. 136(9). 1261-1269.

Fowler, M. (1995). Chapter 23 Hoofed Stock. In M. Fowler, Restraint and handling of wild and domestic animals (pp. 270-303). Hoboken: Wiley-Blackwell.

Janis, C. (1976). The evolutionary strategy of the Equidae and the origins of rumen and cecal digestion. Evolution. 757-774.

Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.

Kimura, R. (2000). Relationship of the type of social organization to scent-marking and mutual-grooming behaviour in Grevy's (Equus grevyi) and Grant's zebras (Equus burchelli bohmi). Journal of Equine Science. 11(4). 91-98.

King, J. M. (1965). A field guide to the reproduction of the Grant's zebra and Grevy's zebra. African Journal of Ecology. 3(1). 99-117.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitats? Journal of Zoology. 274(2). 1-9.

Meteoblue. (2021). Amboseli National Park, Kenya. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/amb…;

Roberts, B. A. (2012). Perinatal behavior of a wild Grevy’s zebra (Equus grevyi) mare and foal. Journal of Ethology. 30(1). 205-209.

Rubenstein, D. I. (1989). Life history and social organization in arid adapted ungulates. Journal of Arid Environments. 17(2). 145-156.

Rubenstein, D. (2011). Family Equidae (Horses and relatives) . In D. Wilson & R. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world volume 2: Hoofed mammals (pp. 106-143). Barcelona: Lynx.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.

Sundaresan, S. R., Fischhoff, I. R. & Rubenstein, D. I. (2007). Male harassment influences female movements and associations in Grevy's zebra (Equus grevyi). Behavioral Ecology. 18(5). 860-865.

Swanepoel, R., Barnard, B. J. H., Meredith, C. D., Bishop, G., Bruckner, G. K., Foggin, C. M., & Hubschle, O. J. B. (1993). Rabies in southern Africa. Onderstepoort Journal of Veterinary Research. 60. 325-325. 

Taylor, L. A., Müller, D. W., Schwitzer, C., Kaiser, T. M., Castell, J. C., Clauss, M. & Schulz‐Kornas, E. (2016). Comparative analyses of tooth wear in free‐ranging and captive wild equids. Equine Veterinary Journal. 48(2). 240-245.

Wiedner, E. B., Lindsay, W. A. & Isaza, R. (2012). Management of zebras and zebra hybrids (zebroids). Compend Contin Educ Vet. 34(9). E4.

Bent u tevreden over deze pagina?